Roshan Cools

Laureaat Social Sciences 2017

Roshan Cools

Roshan Cools (1975) studeerde Experimentele Psychologie en Neuropsychologie in Groningen en het Britse Cambridge. In Cambridge haalde ze ook haar doctorstitel. Ze deed twee jaar postdoctoraal onderzoek in het Amerikaanse Berkeley voordat ze in 2007 als onderzoeker werd aangesteld bij het Radboudumc en het Donders Institute in Nijmegen. In 2011 volgde de benoeming tot hoogleraar cognitieve neuropsychiatrie.

Cools kreeg grote beurzen en prijzen, zoals in 2015 een Vici-beurs van €1,5 miljoen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, een Royal Society University Research Fellowship van €700.000 en een James McDonnell Scholar Award van €500.000.

Website

Onderzoeksfocus

Roshan Cools zoekt naar de biologische basis van onze wilskracht: hoe vinden onze hersenen een evenwicht tussen beheersing en onrust, tussen controle en creativiteit?

Het raderwerk van de menselijke wil

Al eeuwenlang buigen disciplines als de filosofie, de rechtsgeleerdheid en de psychiatrie zich over het mysterie van de menselijke wilskracht. Wat motiveert het brein om een moeilijke taak geduldig en geconcentreerd te volbrengen? Hoe vinden hersenen de balans tussen concentratie en de noodzaak om gevoelig te blijven voor impulsen uit de omgeving?

Roshan Cools benadert zulke vragen als een veelzijdig neurowetenschapper.  Met innovatieve experimenten onderzoekt ze onder meer de relatie tussen dopamine, een signaalstof in ons brein, en ons vermogen om uiteenlopende taken gemotiveerd te vervullen.

Zo bekeek ze wat er gebeurt met de cognitieve vermogens van Parkinson-patiënten die dopamine-verhogende medicijnen slikken om trillende ledematen tegen te gaan. Tot veler verrassing bleek dat nogal te verschillen. Taken waarvoor concentratie vereist is, gaan met die medicijnen soms een stuk beter, terwijl andere taken, die vragen om flexibiliteit, opeens minder goed gaan.

Tegelijk bleek ook de reactie van afzonderlijke proefpersonen sterk te verschillen. Impulsieve karakters presteren met dopamine-verhogende middelen beter op concentratievereisende opdrachten als hen een beloning wordt voorgehouden. Maar mensen die zichzelf normaal goed onder controle hebben, kunnen na het innemen van hetzelfde middel juist minder goed voor zo’n taak te motiveren zijn.

In een wereld waarin ons brein steeds meer prikkels van buiten ontvangt, en het steeds belangrijker wordt om een goede balans tussen openstellen en afsluiten te vinden, klinken de vragen waarop Cools antwoorden zoekt intrigerender dan ooit.